De Post-individualistische kerk (2)
Hoe kwam ik op de bodem terecht? Het antwoord op die vraag is eenvoudig en ingewikkeld tegelijk. De weg van afdalen was de weg van de individualistische vragen. Die vragen moest en moet ik wel stellen, omdat het de vragen van de mensen om mij heen zijn. De scherpste vragen zijn uiteraard: Hoe weet ik dat er een God is en als ik dat weet waarom zou ik Hem dan moeten geloven of in Hem moeten geloven? Uiteraard komen daar legio andere vragen bij van “waarom zou ik me aansluiten bij een kerk?” tot “waarom zou mijn keuze minder zijn dan het ogenschijnlijke antwoord van de meerderheid of de traditie?” En hier kan ik nog veel andere vragen tussen zetten. Ze komen allemaal uit dezelfde bron: Mijn antwoord is mijn antwoord en daar ben ik verantwoordelijk voor. Ook als de kerk zegt dat we geroepen worden om God te dienen en Zijn Woord te geloven stelt de individualist de vraag: Hoe ben jij, kerk en kerkmens, aan die overtuiging gekomen? En in de zoektocht naar het antwoord op die vraag daal je steeds verder af op de individualistische ladder en kom je uit bij de overtuiging dat ieder mens een eigen antwoord dient te geven. En vanuit de autonomie van de mens gerekend is dan het ene antwoord niet meer of beter dan het andere antwoord. Mensen zijn immers gelijk. Hun antwoorden kunnen geladen zijn met kennis, gevoel, dwang, gelatenheid, etc. Maar antwoorden zijn antwoorden en de overtuigingskracht wordt wel of niet aanvaard. En daarmee is de individualist terug bij “af”. Hij moet zelf kiezen.