De post-individualistische kerk (1)
Dit bericht is 1716 keer gelezen!
Ook ik ben zoals zovelen door de crisis van het geloof in God en Jezus heen gegaan. Vanaf de tijd van mijn jeugd krimpt de kerk in Nederland (en verder) als een grote opblaaspop die aan alle kanten kleine lekjes heeft. Nu vind ik aantallen niet zo belangrijk. Wie kijkt naar het aantal ziet vaak de essentie niet. Maar de slinkende aantallen kerkgangers dwingen ons wel te luisteren naar wat er diep in de mens leeft aan hoop, verlangen, geloof, ongeloof en verwachting. En als we diep naar de medemens vragen worden dezelfde vragen aan ons eigen hart gesteld. Je kunt niet de ander bevragen zonder jezelf diezelfde vragen te stellen. Wanneer je die vragen in al hun scherpte toelaat ga je geen gemakkelijke weg. Ik heb dat gedaan en doe dat. Op de bodem van mijn zijn vond ik een parel van grote waarde. Ik heb de Corona-tijd met zijn lockdowns gebruikt om die parel van diverse kanten te bekijken. Ik raakte gefascineerd door de parel. Zijn diepe glans, de belofte die hij uitstraalt, maar ook zijn kwetsbaarheid. Ik ben lang op de bodem blijven zitten. Gedwongen soms. Als ik wilde opstaan en verder gaan raakte ik weer verstrikt in de vragen en werd de parel dof. Dus ging ik weer zitten. Soms bleef ik zitten omdat ik niet wilde opstaan. Ik had de moed niet om mensen onder ogen te komen en hun vragen (verwoord of niet) weer te horen. Maar nu is de dag gekomen om vanaf de bodem iets te laten horen. Ik weet niet hoever ik kom, hoeveel energie er is en waar ik moet stoppen. Maar ik ga je meenemen op een wandeling, die naar mijn mening uitkomt bij de deur van de post-individualistische kerk. Of we daar binnengaan is vooralsnog de vraag. Maar laat ik bij het begin beginnen.
De kerk loopt leeg. Welke kerk hebben we het over? We hebben het over de kerk zoals we die kennen sinds ongeveer 100 na Christus. Rond die tijd begon de kerk zich te organiseren. Het werd een instituut. Afspraken werden gemaakt, geloofsbelijdenissen geschreven, voorgangers, diakenen en bisschoppen aangesteld. Het was een collectieve onderneming aan het worden om kerk te zijn. En collectief betekent in dit verband dat het individu er was voor het grote geheel. De kerk werd en was belangrijk. Een geestelijke macht, een politieke macht, maar ook een geestelijke dienst, een dienst aan de wereld en de mensen. Ik ga niet de hele geschiedenis van de kerk behandelen, maar werk snel toe naar één punt: De individualisering van de mens. Zo’n 18 eeuwen na het ontstaan van de kerk deed zich met name in de Noord-Atlantische landen een ontwikkeling voor die individualisering heet. Die ontwikkeling was reeds lang bezig, maar werd nu in de 20e eeuw duidelijk zichtbaar. De mensen in West-Europa en Noord-Amerika leerden dat het individu er niet voor het grote geheel is, maar het grote geheel er moet zijn voor het individu. Jouw eigen mening, jouw eigen keuze, jouw opleiding, jouw verantwoordelijkheid, jouw inzicht en geloof. Niemand kan jou jouw geloof of keuzes opleggen. Jij kiest en de maatschappij is er om jou daarbij te helpen en faciliteren. Die ontwikkeling zie je overal, dus ook in de kerk. Die ontwikkeling heeft positieve en negatieve effecten, ook in de kerk. Ik ga mij beperken tot de effecten van het individualisme op het geloof in God en de kerk. Dat is immers de focus van mijn serie.
In snel tempo (in slechts twee of drie generaties) leerden mensen individualist te zijn. Zelf kiezen, zelf uitmaken, zelf verantwoordelijk. Opleiding en de schier oneindige bron van informatie die internet heet deden het proces versnellen. En de kerk was daar niet op ingesteld. De kerk dacht, geloofde en reageerde nog collectivistisch. De lekken in de grote opblaaspop werden dan ook met man en macht gedicht terwijl men niet door had dat het weefsel van de pop vergaan was. Er was niet voldoende samenhang in de kerk om de kerk in stand te houden. Een deel van de kerk reageert op deze ontwikkeling door de structuur van de huid te verstevigen. Die beweging zie je in kerkelijk Nederland op diverse plekken, maar daar ga ik nu (nog) niet op in. Een ander deel van de kerk worstelde met de zeer reële vragen van de individualiserende mens. De mens werd meer en meer op zichzelf teruggeworpen, leerde vragen stellen en liet existentiële vragen toe terwijl hem steeds werd voorgehouden dat hij zelf verantwoordelijk was en de gevolgen van zijn keuzes voor eigen rekening moest nemen. Het is een open deur dat een collectivistische kerk niet in staat is om adequaat de wensen van de individualiserende mens te faciliteren. Anders gezegd: De één wil een praiseband, de ander een orgel. Doe je beiden dan is niemand echt tevreden. De één zoekt spiritualiteit en heiligheid in stilte en ingetogenheid, de ander in praise en aanbiddingsdans. Dat kan één (collectivistische) kerk nooit aanbieden en dus lekken mensen weg.
Die weglekkende mensen vonden lang niet altijd een plek in een andere kerk. Ieder had uiteraard een eigen reden om zich niet meer aan te sluiten. Een paar kan ik schetsenderwijs noemen: 1. De antwoorden van de kerk waren niet voldoende, 2. ik had er sowieso mijn plek al niet meer, 3. ik kan online voldoende vinden om mijn geloof te voeden, 4. ik ben door alles heen moe geworden van institutioneel geloof. Enzovoorts. En ook als mensen wel een plek in een andere kerk vonden namen ze zichzelf mee. Iedere niet tot rust gekomen vraag speelde in die nieuwe situatie net zo hard door en niemand kan zien wat dat uiteindelijk met de mens zal doen. Je kunt de vraag even verdoven met andere muziek of een ander buitenkant van de viering, maar dat verveelt ook weer snel als jouw vraag geen antwoord vindt. En bijgevolg is ook die nieuwe kerk een opblaaspop waarvan de wand weer heel snel poreus zal worden. Lek je eenmaal weg uit de kerk dan lijkt er geen houden meer aan. De kans is groot dat je spiritueel leeg achterblijft. En het is jouw eigen verantwoordelijkheid. Jij koos. Jij stelde de vraag. De wereld zonder antwoord is dan ook jouw verantwoordelijkheid.
In mijn luisteren, vragen, zoeken en meelopen mocht ik met mensen optrekken. Wat lang niet altijd werd begrepen was dat ik de vragen ook echt toeliet. Van een dominee verwacht je immers geloofszekerheid en antwoorden. Maar als dominee van een traditioneel collectivistische kerk had ik de schijn tegen als het ging om oprecht meelopen, -leven en -denken met de vragen van het individu. Anders gezegd: Ik heb tot op heden last van mijn harnas van de beroepsgelovige. Het staat geregeld tussen mij en de ander in, hoezeer ik ook probeer uit dat harnas te komen of duidelijk te maken dat ik het allang heb uitgetrokken. Zo leefden dus de vragen wel in mij en zocht ik me suf, maar deed dat vaak (meestal) wel alleen. Ik weet niet of ik mijzelf hierin voor de gek hield of dat het predikantschap mij daadwerkelijk eenzaam maakte. In ieder geval belandde ik mede dankzij de lockdowns op wat ik nu de bodem van mijn existentie noem. En ik ga ervan uit dat als je als individualist de vragen van het leven toelaat je jouw bodem ook kent of in ieder geval hebt aangeraakt.
De parel komt nog.
(wordt vervolgd)
Geef een reactie