De post-individualistische kerk (13)
Dit bericht is 815 keer gelezen!
Aan het werk!
Een oplettende lezer zal op dit punt van de wandeling kunnen opmerken dat de 1-op-1 ontmoetingen tussen mij en mijn naaste op zich niets te maken hebben met geloof. Een gelovige zal in die ontmoetingen God of Jezus willen zien, maar dit type ontmoetingen vindt op grote schaal plaats tussen een oneindige variëteit van mensen. Dus waarom zou je dat “kerk” willen noemen? En op zich is dat waar. Sterker nog, je wordt in deze mening ondersteunt door Jezus zelf. Hij vertelt in Mattheüs 25 iets opmerkelijks. Het gaat daar over de vraag wie het Koninkrijk van God binnen mogen. We lezen daar (in de vertaling van de HSV) dat Jezus het volgende zegt:
31 Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid.
32 En vóór Hem zullen al de volken bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals de herder de schapen van de bokken scheidt.
33 En Hij zal de schapen aan Zijn rechterhand zetten, maar de bokken aan Zijn linkerhand.
34 Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechterhand zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.
35 Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij gastvrij onthaald.
36 Ik was naakt en u hebt Mij gekleed; Ik ben ziek geweest en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen.
37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien en te eten gegeven? Of dorstig en te drinken gegeven?
38 Wanneer hebben wij U als een vreemdeling gezien en gastvrij onthaald, of naakt en hebben U gekleed?
39 Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en zijn bij U gekomen?
40 En de Koning zal hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan.
41 Dan zal Hij ook zeggen tegen hen die aan de linkerhand zijn: Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is.
42 Want Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven;
43 Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; naakt, en u hebt Mij niet gekleed; ziek en in de gevangenis, en u hebt Mij niet bezocht.
44 Dan zullen ook die Hem antwoorden: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis, en hebben U niet gediend?
45 Dan zal Hij hun antwoorden: Voorwaar, Ik zeg u: voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan.
46 En dezen zullen gaan in de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.
Voor wie niet zo bedreven is in bijbellezen even de korte inhoud. Op de dag van het eeuwige oordeel (wie mag naar de hemel en wie naar de hel?) valt de beslissing op wat een mens in zijn aardse bestaan gedaan heeft. Je kunt hierboven lezen welke daden dan van belang zijn. Er staat nergens dat je iets of in iemand zou moeten geloven of zo. Sterker nog: De mensen die naar de hemel mogen kennen Jezus blijkbaar niet, want ze vragen wanneer ze Hem ooit ontmoet hebben. Maar er staat wel iets anders dat onze aandacht moet trekken. De mensen die naar de hemel mogen reageren heel gedetailleerd. Zij koppelen water aan dorst, eten aan honger, kleding aan naaktheid, etc. De mensen die naar de hel gaan doen dat niet. Die gooien alle mensen en alle hulp en hulpverlening op één grote hoop. Zij zien de naaste niet en zij zien de gewenste hulp niet. Deze hellegangers zijn duidelijk niet geïnteresseerd geweest in hun naaste. Ze hebben geen detail van die naaste opgevangen en geen enkele concrete nood gezien en passend beantwoord. Voor hen zijn “hongerig, dorstig, vreemdeling, naakt, ziek en gevangenis” één pot nat. Zij zijn in staat steeds hetzelfde antwoord te geven, wat de vraag ook is. Volstrekt individualistisch eilandgedrag. De hemelgangers daarentegen hebben iedere naaste gezien en passend antwoord gegeven op hun nood.
Dat laatste verdient niet alleen de hemel, maar is ook al de hemel. De adequate aandacht voor de naaste is al waar het in de hemel om draait. Het is de zin van ons aardse bestaan. Moet je daarvoor in Jezus of God geloven? Misschien niet op het eerste gezicht, maar het vraagt wel geloof. Geloof dat je nauwkeurige aandacht voor jouw naaste nodig hebt. Geloof dat je passend moet reageren op de vraag van jouw naaste. Geloof dat jij het passende aan jouw naaste kunt geven of er voor kunt zorgen dat hij het passende ontvangt. Maar bovenal geloof dat jouw aandacht voor jouw naaste zin geeft aan jouw bestaan, het beste uit je haalt en jou sterker en liefdevoller maakt. Jouw naaste haalt jou uit jouw individualistische isolement.
(wordt vervolgd)
Geef een reactie