HeMa-lezen (3) – een tekst
Dit bericht is 7437 keer gelezen!
Er is nogal wat te doen om de tekst uit Romeinen 1:26 en 27 “Daarom heeft God hen overgegeven aan oneervolle hartstochten, want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. En evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkaar ontbrand: mannen doen schandelijke dingen met mannen en ontvangen het gepaste loon voor hun dwaling in zichzelf”. Het is hier niet de plaats om het laatste woord te spreken over de juiste uitleg van deze zin. Waar het mij om gaat is, dat ik een basale keuze moet maken in mijn lezen. Ik zal proberen het uit te leggen.
Als ik als HeMa de tekst lees dan kan ik haast niet anders dan mijn eigen (volgens mij door de bijbel sterk als “normaal” gestipuleerde) seksuele gerichtheid als paradigma van lezen en uitleggen gebruiken. Woorden als “natuurlijk”, “tegennatuurlijk”, “wellust”, “schandelijk” en “dwaling” krijgen een voor mij heel gewone plek in een eenduidige uitleg. Ik zal dan alle kennis, die wij inmiddels hebben van de Romeinse cultuur, hun goden en religieuze cultus, gebruiken en machtsverhoudingen, vloeiend langs laten komen en mij vasthouden aan een sterk onderstreepte mening, dat homoseksuele relaties een straf van God zijn. Het kost mij nu zelfs geen enkele moeite om dat te schrijven. Het rolt er zomaar uit. Ik hou van HeMa-lezen!
Maar dat is een keuze. Deze keuze is voor mij gemakkelijk te maken, want hij past uitstekend bij mij, is mij (en 93% van de mensheid) letterlijk op het lijf geschreven. De bijbel lijkt precies te zeggen, wat heel mijn lichaam zegt. En dus is het gemakkelijk om het niet als een keuze te zien, maar als evidente waarheid.
Nu komt mijn HoBro(eder) met mij bijbellezen. Daar heb ik dan in eerste instantie al wat moeite mee, want ik had net de juiste uitleg van Romeinen 1 gekozen en dat brengt inwendig spanning. Hij komt mij nabij, maar in mijn hart kleven er woorden als “straf van God” en “schandelijk” aan mijn HoBro. En dan vertelt hij ook nog eens hoe hij dezelfde woorden leest. Er komt een heel andere werkelijkheid uit. Hij vertelt, dat hij helemaal geen schepsels vereert in plaats van de Schepper, maar dat hij God als zijn Vader kent in Christus Jezus en dus het HoMa-zijn niet als straf ervaart. Zijn vrouw heeft ook de natuurlijke omgang met hem niet opgegeven. Hij had geen vrouw. En ook hijzelf heeft de natuurlijke omgang met zijn vrouw niet opgegeven om in wellust voor de eigen sexe te ontbranden. Sterker nog: Waar Paulus al deze daden als wilsdaden van godvergetenheid beschrijft heeft mijn HoBro van kinds af aan al de sterke overtuiging, dat hij zó door God is geschapen. Waar God het in Romeinen 1 ook over heeft, zo zegt mijn HoBro, het gaat niet over mij. Dat vind ik een wel heel taaie uitspraak. Maar ik moet toegeven, dat ik mij als HeMa wél aangesproken voel door Romeinen 1 al was het alleen maar omdat ik degene ben, die de natuurlijke omgang met mijn vrouw wel kan opgeven. Ik heb immers een vrouw! Ik ga dan toch eens even kijken naar mijn verering van het geschapene boven de Schepper.
Uiteraard ga ik na ons gesprek heel diep in de bijbeluitleg duiken. Maar het helpt me niet verder. Opeens lijken commentaren en beleidsstukken over homofilie erg wilsgericht door de intenties van de schrijvers. Zeg ik nu, dat ze moedwillig de uitleg verbuigen? Nee, ik lees opeens HeMa’s en HoMa’s. (Overigens wel typisch, dat ik nauwelijks HoVro’s en HeVro’s zie passeren.) Dat kan natuurlijk mijn manier van lezen van de commentatoren zijn. Toch valt het me op, dat niemand de bespreking van de bijbelteksten uitkomt met een eenduidig “en zo is het!”. En als iemand dat al zegt weet ik al wat de ander er naast gaat zeggen, waardoor het opeens weer niet “zó” is. Sterker nog: Hoe meer de schrijvers zich kwijten van het secuur omgaan met de teksten en alle daarmee samenhangende gegevens, hoe meer argumenten men over en weer aan elkaar levert ter onderbouwing van elkaars stelling. Het lijkt wel een zichzelf vermenigvuldigende woordenstroom.
Wat is er aan de hand? Men komt door deze manier van zoeken niet tot elkaar. Men ráákt elkaar niet. En dat zet mij aan het denken. Durf ik het te vragen??? Ik doe het! Zou de Eeuwige bewust onduidelijk zijn gebleven om ons de uitdaging te geven “elkaar te aanvaarden zoals Christus ons aanvaard heeft”? Zou Hij moedwillig alle afgoderij met de daarbij horende gebruiken hebben verboden, maar nergens hebben willen opnemen, dat Hij ook de homoseksuele relatie anno 21e eeuw verbiedt? Zou de HEER ons wellicht een nieuw uitdaging willen geven? Eén ding weet ik zeker: Ik hoef Hem niet te verdedigen en Zijn oordeel niet te vellen.
Het station van “Maar het is toch helemaal duidelijk!” ben ik inmiddels gepasseerd en verdwijn in de mist van de volgende etappe van mijn zoektocht.