CGK en de tijd 5 : Kerkorde (2)
Dit bericht is 3235 keer gelezen!
Ik publiceer twee blogs in één keer om de cliffhanger van het eerste blog niet te lang te laten duren.
Het laat zich raden dat niemand in de CGK zal zeggen dat de kerkorde boven het Woord staat. De vraag is dan wel wat de relatie tussen die twee is. In de termen van mijn blogs: Wat is de relatie tussen aanvaarding van elkaar op grond van het levendmakend geloof dat de Geest geeft en de orde van de kerk? Die relatie kun je kinderlijk eenvoudig maken. Als Gods Geest het geloof geeft dan is er onderlinge aanvaarding en kan een orde in de kerk niet anders zijn dan vormgeving van die aanvaarding. Je kunt niet elkaar niet-aanvaarden want je zou tegen het werk van de Geest in gaan. Nu wordt daar doorgaans als ontwrichtend feit bij ingebracht dat we in zonden leven (wie zal dat ontkennen?) en dat ook zij die het levendmakende geloof hebben ontvangen (kunnen) zondigen. En dan kan het zijn dat je ondanks of misschien wel om het levendmakende geloof een orde moet opstellen en elkaar daar aan moet houden. En ook dat zal ik niet ontkennen.
Het is de reden waarom nu sommige CGK-ers alles op alles zetten om duidelijk te maken, dat andere CGK-ers met hun keuze het levendmakend werk van Geest afbreken. De kerkelijk ambten open stellen voor de zusters van de gemeente moet worden voorkomen, omdat die daad, dat beleid het levendmakende werk van Gods Geest vernietigt. Als je dit te zwaar aangezet vindt verwacht ik van je dat je deze keuze ten aanzien van het ambt op zijn minst kerkordelijk in de vrijheid van de plaatselijke gemeente laat en het geen reden tot splijten van het kerkgenootschap zult laten worden. De belijning is gemakkelijk aan te passen als je ziet dat de Geest wegen in de tijd schrijft.
Maar als je de kerkorde wel in stelling brengt om bovenstaande te zeggen (dat dus het levendmakende werk van de Geest wordt bedreigd door de openstelling van de ambten) houden de wereld, de theologie en de kerk hun adem in en wordt het even heel stil. Even, want de wereld moet doordraaien. Heel stil, want hoe ga je dit verkopen? Terecht zei een broeder uit één van onze kerken dat hij er heel vaak getuige van was geweest dat God het ambtelijk werk van vrouwen gebruikt om mensen tot geloof te brengen. Hij ziet en zag dat in de kerken in zijn stad, waar al wel vrouwelijke ambtsdragers functioneren. Hij doelde met name op een pioniersplek waar een vrouwelijk predikant dienstbaar is. Het lijkt me hét argument om niet te denken dat het levendmakende werk van de Geest wordt geblokkeerd door de ambten open te stellen voor vrouwen. Eenzelfde argument gebruikte immers Petrus ook toen hij de gemeente in Jeruzalem moest overtuigen van het feit, dat de besnijdenis van nieuwe gelovigen geen verplichting meer kon zijn, “want”, zo zei hij, “God, de Kenner van de harten, heeft getuigenis aan hen gegeven door hun de Heilige Geest te geven, evenals aan ons; en Hij heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, en heeft hun hart door het geloof gereinigd” (Handelingen 15:8-9 HSV).
Blijft natuurlijk wel het punt staan dat een deel van de kerken de mening is toegedaan dat de ambten niet mogen worden opengesteld voor vrouwen en een deel van de kerken de mening is toegedaan dat dat wel mag (of zelfs moet). Het lijkt me in dit geval heel logisch om de belijning aan te passen vanwege het getuigenis dat de Geest geeft omdat Hij het geloof heeft gegeven aan zowel de ene als aan de andere partij. Hoor mij nu, ik spreek al in partijen! Is Christus dan gedeeld? Het lijkt mij niet meer dan kinderlijk eenvoudig om de belijning aan te passen en elkaar niet te dwingen tot een positie waar men in geloof en geweten niet mee leven kan. De gedachte (ik heb hem al diverse malen gehoord) dat de kerken die de ambten open willen stellen dan maar uit het genootschap weg moeten gaan is in mijn ogen een knieval voor de belijning en geen vieren van het verkeer.
(wordt vervolgd)
Geef een reactie