De post-individualistische kerk (29)
Dit bericht is 588 keer gelezen!
Spreekwoordelijk gevonden (deel 1)
De kerk (het instituut, de menselijke organisatie, met kleine letters dus) heeft doorgaans geen goede naam. Zeker niet bij de mensen bij wie de kerk geen goede naam heeft. Dat lijkt een cirkelredenering, maar er zit voor nu een belangrijke waarheid in. Die waarheid kun je naar boven halen als je jezelf en anderen de vraag stelt of de kerk een slechte naam heeft of de KERK? Ik ga je daar een beetje bij helpen door weer het licht te laten schijnen op een ontmoeting die Jezus aangaat. Je leest hem in Johannes 1. Daar sta ik nu bij stil, maar ik heb een tweede blogje (30) nodig om het hier gezegde praktisch te maken.
44 De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea en Hij vond Filippus en zei tegen hem: Volg Mij.
45 Filippus nu kwam uit Bethsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus.
46 Filippus vond Nathanaël en zei tegen hem: Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.
47 En Nathanaël zei tegen hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zei tegen hem: Kom en zie.
48 Jezus zag Nathanaël naar Zich toe komen en zei over hem: Zie, werkelijk een Israëliet in wie geen bedrog is.
49 Nathanaël zei tegen Hem: Vanwaar kent U mij? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom was, zag Ik u.
50 Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël.
51 Jezus antwoordde en zei tegen hem: Omdat Ik tegen u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft u. U zult grotere dingen zien dan deze.
52 En Hij zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen.
Jezus “vind” Filippus op zijn beginnend vertrek naar Galilea. Hij wil vertrekken. Dat is een vreemde manier van spreken, maar straks zal het duidelijker worden. Als een mooie kiezel op het strand “vindt” Hij deze man en geeft hem de opdracht te volgen. Naar Galilea dus. Maar voordat dat gaat gebeuren “vindt” Filippus Nathanaël (zijn naam betekent: Gave van God) uit Bethsaïda. Dat dorp ligt in het Overjordaanse, dus tegenover Galilea. Filippus zegt dat “wij” de Messias hebben gevonden, maar dat was volgens mij andersom. Hij zegt erbij dat de Messias uit Nazareth komt. Nathanaël wordt verleid tot een spreekwoord: Kan uit Nazareth (Galilea) iets goeds komen? Wij zouden zeggen dat iemand van “drie-hoog-achter” of uit “Domsterzwaag” komt of in mijn geval dat niemand in Almere dood gevonden zou willen worden. Maar dieper dan dat impliceert het “goeds” dat God niets met Nazareth in Galilea heeft. Letterlijk een godvergeten gebied. Daar komt niets goeds, niet van God vandaan. En Jezus wilde daarheen gaan!
Maar in zijn vertrek ziet Hij Nathanaël komen en raakt hem met een spreekwoord: Voorwaar een Israëliet in wie geen bedrog is! Dit spreekwoord heeft heel veel lagen. Denk eerst maar eens aan de relatie die in de geschiedenis van de spot en de hoon wordt gelegd tussen een Jood en betrouwbaarheid. Maar denk ook aan de relatie tussen de Israëliet (de ware Jood, kind van Abraham) en de Galileeër. Of denk aan de spreekwoordelijke opmerking die Nathanaël net zelf nog maakte. Of wat dacht je van betekenis van de naam Nathanaël en het woord bedrog in het Eerste Testament?: Welzalig de mens wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. (Ps. 32:2 HSV) Maar nog meer bijzonder is de reactie van Nathanaël: Hoe weet u dat? Waar kent u mij van? Ken ik u ergens van? En die vraag maakt dat Nathanaël twijfelt aan een relatie aangaan met een Galileeër. Zijn vraag heeft dan ook heel veel lagen. Verrassing dat Jezus hem op waarde schat? Verontwaardiging vanwege de spot in de woorden? Afweer omdat een Galileeër dit zegt?
Maar Jezus geeft een bijzonder antwoord: Voordat Filippus jou riep (!, niet “vond”), zag ik jou zitten onder de vijgenboom. Jezus had Nathanaël al gevonden voordat Filippus ging zoeken en hem vond. Filippus leert hier een les. Hij is het niet die Jezus vond, zoals hij tegen Nathanaël zei, maar Jezus vond hem. En ook Nathanaël staat niet voor de keuze of hij een naaste van Jezus zal worden. Het is niet zijn vooringenomenheid met Galileeërs die bepaalt wie zijn naaste zal zijn. Het is de Galileeër die hem kiest waardoor hij een naaste wordt. Die vijgenboom is geen gok van Jezus, namelijk dat iedereen in Israël wel eens onder een vijgenboom zal zitten. Nee, Jezus sluit aan bij de profetie van Zacharias, dat op de dag van de HEER ieder onder zijn eigen vijgenboom zal zitten. Teken van verlossing en een nieuwe wereld vol vrede. Dat is dus het leven dat Nathanaël leidt. Hij zit onder zijn vijgenboom, maar is tegelijkertijd zelfgenoegzaam.
Jezus wordt een naaste van Nathanaël en verlost hem uit zijn zelfgenoegzaamheid door hem mee te nemen naar Galilea. Maar tegelijkertijd erkent hij ten volle wie Nathanaël is en doet daar geen grammetje van af. Hij “vindt” Nathanaël en daardoor “vindt” Nathanaël verlossing. KERK!
(wordt vervolgd)
Geef een reactie