Wat een stilte! (3)
Dit bericht is 1339 keer gelezen!
Als in de stilte een geluid klinkt trekt het geluid door je hele lichaam. Geritsel in de hoek, een deurbel, een app-ping, een gedachte of een harde klap. Afhankelijk van de toon en klank van het geluid schrik je je een hoedje, word je bang of word je nieuwsgierig. Afgesloten van het lawaai van de buitenwereld, zit ik achter een geluiddichte deur in de stilte met alef (zie vorige blog). En Jezus zet er als begin van het Onze Vader een a bij, een klank. Dat geeft de alef geluid. Zonder klinker heeft de alef geen klank. Zonder klinker klinkt hij niet zal ik maar zeggen. Zonder klinker is hij het absolute zijn, maar ook “alleen maar” zijn. Groots, onomvatbaar, imponerend, maar tegelijk onleefbaar ruim en onzichtbaar klein. Met een klinker wordt hij hoorbaar en uitspreekbaar, benoembaar. Met een klinker kan ik hem noemen. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij met een klinker ook meteen beperkt wordt. Want waarom zou je er een a bij zetten en geen e of u? Wij Nederlanders zouden zeggen dat de a de eerste letter is van het alfabet dus dat we daar moeten beginnen. Maar dat geldt niet voor het Hebreeuws waarin Jezus onze stilte binnen komt. Daar is a gewoon één van de klanken.
Ik zie dat de alef veranderd is. Dat kleine streepje onder de alef is de a-klank. A als in ons woord ach of van de eerst pa in papa. Dus niet a als in ons woord gaan of van de tweede pa in papa. Maar de stilte van het zijn is weg. Mijn geest moet wennen aan geluid, geschreven en klinkend. Ook al is het een kort geluid toch ben ik op mijn hoede. Wat voor geluid is het? Vriendelijk? Geruststellend? Of het begin van weer een hele hoop lawaai? De herinnering aan het lawaai was eigenlijk al vervaagd, maar met deze eerste klank lijkt het weer als een spook uit het duister op te dagen.
Laat me even wennen.
Laat me even opmerkzaam kunnen zijn wat er nu eigenlijk verandert.
…
Er gebeurt eigenlijk niets. De alef lijkt de klank ook gewoon op te pakken als iets heel vertrouwds, iets heel natuurlijks. De alef stoot de klank niet weg. Er gebeuren in mijn werkelijkheid geen gekke dingen en alles blijft rustig. En in die rust kan Jezus blijkbaar een stapje verder gaan als Hij ons leert bidden.
Zomaar opeens staat er een letter bij de alef. Ik ken hem. Met deze letter begint de bijbel. Waar onze bijbel begint met een i (In den beginne) begint de hebreeuwse bijbel met deze letter. Het is de beth (spreek uit als “beet”), de tweede letter van het hebreeuwse alfabet. Ik ben hem al zo vaak tegengekomen als ik de bijbel open deed. De beth is voor mij het begin van alles.
De beth is voor mij het begin van alles.
Het valt me nu pas op dat dat eigenlijk wel vreemd is. De alef is de eerste. Het zijn. Is, was en komt. Het zijn, God, is er al, was er al, zal er zijn als de beth komt. Ben ik dan altijd op de verkeerde plaats begonnen? Te laat als het ware? Ben ik altijd bezig geweest met mijn wereld zonder door te hebben dat mijn wereld het begin niet is? Ik kan natuurlijk zeggen dat de bijbel met een beth begint, dus dat ik in goed gezelschap ben als ik die fout heb gemaakt. Maar daar gaat het nu niet om. Jezus begint het gebed niet met een beth, maar met een alef. Zijn, is, was, zal zijn. Ik ben. En zet er dan een beth achter. Hoe vertrouwd de beth voor mij ook is, hoe herkenbaar de wereld na de eerste letter van de bijbel, Jezus begint er niet. Hij was er al voor, is er al voor, zal er al voor zijn. Hij zet de beth op de tweede plaats na het absolute zijn of in het absolute zijn.
Maar waarom staat die beth er eigenlijk? Hoe klinkt het nu? Het klinkt als “av”. De beth heeft dus de klank van een v. Mijn stilte wordt gevuld door een woord. Av. En in het hebreeuws is dat het woord voor vader.
Hoor je het me zeggen in de stilte?
Vader …..
(wordt vervolgd)
Geef een reactie