De bergrede (2) – landzout

“Jullie zijn landzout.” Jezus spreekt de mensen aan die Hij net aanwees als rouwenden, verliezers, vredezoekers, zieken, Godzoekers en vriendelijken. Zij zijn achter hem aan de berg op gegaan en ergens tussen hemel en aarde luisteren ze naar de stem, die ene stem. “Jullie zijn landzout.” De omstanders wisten best wat landzout was. Wij hebben even wat uitleg nodig. IN de tijd van Jezus was het zout geheel uit de natuur gewonnen, meestal uit de DodeZee. Het was geen zuiver keukenzout, zoals wij dat kennen, maar een mengelingen van mineralen waar soms meer, soms minde NaCL (keukenzout) tussen zat. Soms zat er zo weinig zout in, dat ze de restanten van het zout gebruikten om zand- en modderpaden te verharden. Het zout (of wat er dan voor door ging) gooiden men op natte en modderige plaatsen. Het zout trok het vocht uit het zand en de modder en verstevigde zo het pad.