De post-individualistische gemeenschap (46)
Dit bericht is 487 keer gelezen!
“… ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God.”
Ik ga er maar meteen met gestrekt been in. Wat hierboven staat is een zinnetje uit de bijbel. Het is een kernzinnetje dat ik voor mij vaak gebruik om te duiden wat er tussen mij en mijn naaste gebeurt als ik de poort naar hem of haar doorga. Het pretentieloze kopje koffie bij de buurvrouw, het praatje bij de koffiekoe op kantoor of in de werkplaats, de helpende hand in de supermarkt of op straat. Momenten van contact met mijn naaste, ogenblikken waar soms iets “gebeurt” en we beiden geraakt worden en er niet echt woorden voor vinden. Vanuit mijn kader heb ik die woorden wel (zie boven). Maar het gebeurt niet zelden dat als ik die woorden op die momenten gebruik ik de plank missla. Ze komen dan niet over, werken op dat moment niet verhelderend. Het gebruik van bijbelwoorden kan als verdacht worden ervaren. En mijn ervaring is dat dat kan gebeuren in een religieuze omgeving en in een seculiere omgeving.
Als ik in een religieuze omgeving bovenstaande woorden zou gebruiken lopen we de kans dat de nekharen van de hoorders recht overeind gaan staan. In een religieuze omgeving zijn er allerlei tegenwerping te horen wanneer ik bovenstaande woorden zou gebruiken voor het “iets” dat tussen mensen gebeurt als ze open aandacht voor elkaar hebben. Dus als ik zou zeggen dat we God kennen als we liefhebben. Mij zou verweten kunnen worden dat ik (1) een heilig woord profaneer, (2) God naar beneden haal, (3) mezelf pretentieus verhoog, (4) een geestelijk complexe werkelijkheid simplificeer of (5) ga zo nog maar een tijdje door. In religieuze omgeving moet alles heilig, doordacht, verantwoord en statig of uitbundig, mystiek of vol geest zijn en mag je een aanraking tussen twee mensen zeker geen God noemen. Waar men vooral beducht voor is is dat je de liefde tussen twee mensen die op zich niet in God geloven ook Godskennis zou gaan noemen. Verzet alom dus tegen de praktische duiding en uitwerking van de woorden “ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God”.
Maar in seculiere omgeving loop ik ook de kans dat de nekharen overeind gaan staan. God is namelijk een begrip / persoon / entiteit waar we eerst wat over moeten vinden voordat we door een ander op God kunnen en willen worden aangesproken. Dus als iemand het iets dat tussen hem en mij gebeurt in een ontmoeting opeens Godskennis zou gaan noemen voelen we ons al vrij snel bedreigd en geestelijk aangerand in onze autonomie. Niet dat we zonder God wel weten wat er tussen ons is, maar dat is minder bedreigend dan dat we God benoemen. Bovendien maken we dat zelf nog wel uit!
Maar let op: Beide posities (religieus of seculier) zijn een gevolg van individualistische keuzes. De nekharen gaan in beide situaties overeind staan omdat onze eigen individualistische keuzes lijken te worden bedreigd. Uiteraard zijn die keuzes in beide omgevingen verschillend in uitwerking maar ten diepste zijn het dezelfde, want individualistische keuzes. Hier moet je wellicht even op kauwen. Ook het religieuze verzet tegen de toepassing van bovenstaande woorden is een gevolg van individualistische keuzes, namelijk voor een setting of een bepaalde uitleg of een bepaalde vormgeving. En dat maakt de ontmoeting met de naaste nu zo uitermate interessant. Daar gebeurt iets dat ons zowel aanspreekt op onze individualistische keuzes als ons van die keuzes zelf bevrijdt. En deze dubbele werking maakt dat we ons verzetten totdat we de keuze maken ons er aan over te geven en dan zullen zien dat het ten diepste niet onze keuze was. Het was immers de naaste die ons tot Godskennis bracht.
(wordt vervolgd)
Geef een reactie