De post-individualistische kerk (10)
Dit bericht is 739 keer gelezen!
Heb je naaste lief, want hij is als jij.
Dat zijn de woorden die Jezus geeft als je Hem vraagt naar de zin van het leven. Deze woorden geven de intentie van God weer. Zo eenvoudig als ze klinken, zo intens moet hun lading zijn. Als alles wordt samengevat in deze woorden dan moet er een universum achter schuil gaan en in verpakt zitten. We struikelen nu echter over de eerste drempel en dat is de vraag of ik naar mijn naaste wil.
Stom hè? Ben je met deze paar woorden volgens de bijbel bij de kern, de zin van het universum, kan het zomaar onoverbrugbaar moeilijk zijn om naar je naaste te stappen. En ik geloof niet dat ik daar dramatisch over doe. Jaren heb ik gedacht dat ik een veel te somber mensbeeld had en dat heel veel mensen veel positiever in het leven staan dan ik dacht. Maar mijn mensbeeld is niet de reden waarom ik vermoed dat de drempel naar de naaste enorm hoog kan zijn. Het komt door een zinnetje in de bijbel. De opdracht om de naaste lief te hebben komt als zodanig niet vaak voor in de bijbel. Negen keer om precies te zijn. En van die negen keer zegt Jezus het strikt genomen maar vier keer. Wat dat betreft zou je niet denken dat het woord zo cruciaal is voor de zingeving van ons leven. Van die vier keer is er één waarbij hij het woord citeert, één waarbij hij het als antwoord geeft en zijn er twee keer waarin hij het als opdracht geeft. Maar bij die twee keer ontvluchten de aangesprokenen het woord. Eén keer door het niet uit te voeren (de rijke jongeman in Mat. 19) en één keer door zich te rechtvaardigen (de wetgeleerde in Lukas 10). En vooral die laatste houdt mij nu bezig.
“Maar hij wilde zichzelf rechtvaardigen en zei tegen Jezus: Wie is mijn naaste?” (Lukas 10:29)
Waarom zou iemand zich willen rechtvaardigen als Jezus tegen hem zegt: Heb je naaste lief want hij is als jij? Laat ik het bij mezelf houden. Waarom zou ik in de verdediging schieten? Het woord moet mij dus wel zo raken dat ik meteen weet waar ik niet voldoe, niet kan of niet wil voldoen aan de zingeving die mij wordt voorgesteld en aangeboden. Snap ik dan meteen wat Jezus bedoelt als hij zegt dat de zin van mijn bestaan mijn liefde voor de naaste is? Nu zou je kunnen zeggen dat de mens in het gesprek met Jezus een bijbelkenner bij uitstek betrof. Hij wordt zelfs thorageleerde genoemd. Dus als er iemand op de hoogte is van de kern van de bijbelse zingeving is hij het wel die zich daar van jongs af in heeft verdiept. Dus misschien dat hij meteen kan zeggen waar zijn drempel naar de naaste zit en waarom hij daar zo moeilijk overheen komt. En omdat hem dat zo moeilijk lukt moet hij zichzelf wel rechtvaardigen. Je staat immers tegenover de kern van Gods Woord en er is iets in je dat weet dat je niet aan die kern wil. En dan heb ik het alleen nog over naastenliefde en nog steeds niet over God, overgave aan en geloof in God!
Rechtvaardigen doet een mens tegenover een gezagsinstantie. Iets of iemand heeft gezag over een individu en daarmee het recht het individu aan te spreken op goed en fout en de daarbij behorende acties te ondernemen. Als het individu zich tegenover de instantie kan rechtvaardigen volgen er geen sancties. Dit geldt ook in een hyperindivudalistische maatschappij, hoe irritant we dat wellicht ook vinden als de instantie zich met ons bemoeit. Ook (en dat is heel vreemd) als je vindt dat je je alleen tegenover jezelf hoeft te rechtvaardigen. Ook in die situatie van zelfgesprek is rechtvaardiging voor een individualist heel naar. In deze situatie staan de thorageleerde en een zin uit de bijbel tegenover elkaar. Individu tegenover gezag en dat gezag bestaat alleen uit een bijbelwoord. Het individu weet van zichzelf dat hij dat doel en die zin van het leven (naastenliefde) niet heeft gehaald en ook niet na kan of wil streven. Daarom moet hij zich van zichzelf rechtvaardigen. Jezus, de bijbel vroeg daar niet om. Maar Jezus, de bijbel weet nu één ding zeker: Deze man is geïmplodeerd. Hij zit immers opgesloten in zelfrechtvaardiging. Deze man moet zichzelf kietelen om nog te kunnen lachen. Hij kan niet meehuilen met een verdrietige naaste of meevieren met een blijde naaste. Had hij dat wel gekund dan had hij zich niet hoeven of willen rechtvaardigen. Hij had meteen begrepen waarom de naastenliefde de ultieme zingeving wordt genoemd. Maar zijn zingeving is geïmplodeerd tot zelfverwijt en zelfrechtvaardiging. Hij heeft liefde nodig, zeg ik er dan bij.
Hier leren wij als hyperindividualisten een essentiële les. De bijbel wil ons behoeden voor implosie. De bijbel doet dat niet door van leer te trekken en ons een extern en collectief normenpatroon op te leggen zodat we onszelf niet meer hoeven te rechtvaardigen als we ons aan alle regels houden. Dat zou ook niet helpen en de bijbel leert ook dat dat niet helpt. Nee, de bijbel redt ons van hyperindividualistische implosie door onze (zelf te kiezen) aandacht voor de naaste te vragen. Maar hoe erg het qua zingeving met je gesteld is merk je als je op dit punt meent jezelf te moeten rechtvaardigen. En dat zeg ik niet, maar zeg jezelf in reactie op de essentie van het leven. Hyperindividualistisch dus.
Zie je het????
We hoeven geen oordeel te hebben over een individualistische levenshouding, dat doet de indvidualist zelfgekozen zelf wel. Maar met dat oordeel gaat de zin van het leven en het leven zelf verloren. Er moet, wil er leven zijn, een individualistische keuze zijn, die ons als individualisten respecteert en tegelijk losweekt uit ons individualisme.
(wordt vervolgd)
Geef een reactie