De post-individualistische kerk (5)
Dit bericht is 1349 keer gelezen!
Ik ben er. Ieder mens kan dat zeggen. ….. Even mediteren graag …… Is dat zo? ….. Kan ieder mens dat zeggen?
Als ik dacht in mijn vorige blogje al tot op het bot te zijn gegaan, er is toch nog een stapje dieper. Er zijn mensen die deze woorden niet uit hun mond kunnen krijgen: Ik ben er. Uiteraard kun je denken aan mensen die niet kunnen spreken of schrijven. Zij kunnen het niet zeggen. Maar denk ook eens aan mensen die buiten bewustzijn zijn. Maar denk nu vooral aan mensen die zo klem zitten dat deze drie woorden hen echt teveel zijn: Ik ben er. Hoe ze ook hun best doen, ze krijgen het hun str*t niet uit. Ik zeg het bewust zo om de intense emotie er achter een beetje voelbaar te maken. Hun wereld is zo zwart en gesloten dat de woorden “ik ben er” niet meer passen bij hun levensbesef. Waarom hun wereld zo zwart is valt alleen per persoon te beantwoorden. Psychische problemen, persoonlijkheidsstoornis, posttraumatische stress, onoverzichtelijke schuld en nog veel meer ellende.
Van de buitenkant gezien hebben deze mensen natuurlijk niet gelijk. Ze zijn er meetbaar wel. Hun hartslag is te meten, hun ademhaling te voelen en hun lengte vast te stellen. En van de buitenkant komen dan ook vaak de meest onbenullige en genadeloze woorden. “Je bent er wel!” “Wees niet zo somber!” “Heb geloof!” “Na regen komt zonneschijn.” Maar die woorden werken niet als je diep van binnen ervaart “ik ben niet”. Luisterend naar mensen kan ik je namens hen vertellen dat deze woorden de wereld alleen maar zwarter maken.
Haal ik nu twee categorieën door elkaar? Had ik het eerst over het meetbare zijn van ieder mens en schakel ik nu over op zijn als ervaren psychische realiteit? Ik zie het zelf niet als overschakelen, maar als drempel. Weet je nog dat ik zei dat we drempels tegen zouden komen en dat we dan de keuze moesten maken om er overheen te stappen of niet? De drempel die ik nu bedoel is jouw eerste keuze, mijn eerste keuze. Als je nog even kijkt naar wat ik “woorden van de buitenkant” noemde moet je welhaast iets opvallen. Het zijn stuk voor stuk “jij-woorden”. Jij moet dit, jij mag dat niet, jij zou er goed aan doen en ga zo maar door. Ze kunnen uiteraard goed bedoeld zijn, maar van goede bedoelingen heeft nog nooit iemand kunnen leven. “De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens”, zegt het spreekwoord en misschien geldt dat ook wel voor goede bedoelingen. Een “jij-woord” drukt een ander doorgaans verder in het moeras. Zo werkt een woord. De spreker duwt de hoorder van zich af door het zwarte van de hoorder niet tot zijn eigen zwart te maken, maar het geheel aan de hoorder over te laten. “Jij moet niet zo pessimistisch zijn”, “jij moet je bekeren”, etc.
Ik denk dus dat een mens er meetbaar kan zijn en tegelijkertijd zelf niet kan zeggen dat hij of er is. En dat maakt mijn stelling uit blogje 4 wankel, namelijk dat je niet kunt ontkennen dat ieder mens er is tussen geboorte en sterven. Dat mag meetbaar zo zijn, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat ieder mens ook van zichzelf kan zeggen “ik ben”. Denk je zo’n mens eens in en zeg tegen jezelf: “Hij heeft liefde nodig, want hij is als ik”. Op ditzelfde moment realiseer je je ook dat liefde niet in de eerste plaats betekent dat je met “jij-woorden” die ander wat levensbesef moet gaan geven. Dat gaat niet werken. Je zult de drempel over moeten naar die ander. Jouw “ik ben” zal zijn “ik ben” moet aansteken. Wat dat betreft heb ik respect voor de vrienden van Job.
11 Toen de drie vrienden van Job van al dit onheil, dat hem overkomen was, hoorden, kwamen zij, elk uit zijn woonplaats: Elifaz, de Temaniet, Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naämathiet. Zij spraken met elkaar af om naar hem toe te gaan om hem hun medeleven te betuigen en hem te troosten.
12 Toen zij hun ogen van veraf opsloegen, herkenden zij hem niet. Zij begonnen luid te huilen; daarbij scheurde ieder zijn bovenkleed en ze strooiden stof naar de hemel over hun hoofden.
13 Zo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten. Niemand sprak een woord tot hem, want zij zagen dat het leed zeer hevig was. (Job 2:11-13, HSV)
DE (!) drie vrienden van Job zaten zeven dagen en zeven nachten, een volle tijd, bij Job en zwegen omdat zijn leed hevig was. Dat ze daarna veel jij-woorden gaan gebruiken doet niets af aan mijn respect. Door hun zitten en zwijgen maken zij één ding duidelijk: Hun “ik ben” geven zij vrijwillig in het duister van Job. En die gave maakt dat Job kan gaan spreken en uiteindelijk uit zijn zwart geraakt en weer kan zeggen “ik ben”.
Dat is mijns inziens de eerste drempel. Wil ik in het zwart van de ander gaan zitten? Vooralsnog is dat niet meer of minder dan er zijn. Ik ben. Ik ben er. Ik ben bij jou. Zo wordt mijn “ik ben” voor de ander tot “ook al ben ik niet hij is er voor mij”. Je kunt dit oefenen door willekeurig welke ander dan ook aan te kijken en niets anders te doen dan even in zijn of haar verhaal te gaan zitten. Zeg niets, luister alleen en vraag als je iets niet in één keer mee kunt maken. Verder niet. Of zijn verhaal nu zwart, geel, groen, rood of alle kleuren van de regenboog is.
Heb jouw naaste lief, want hij is als jij.
(wordt vervolgd)
Geef een reactie