HeMa-lezen (6) – WWJD
Dit bericht is 6307 keer gelezen!
Het – is natuurlijk heel verleidelijk om Jezus dat te laten zeggen en doen, wat in mijn straatje te pas komt. Het mag inmiddels duidelijk zijn, dat ik dat niet kan maken, want in deze serie heb ik al zoveel munitie voor de lezer klaar gelegd, dat hij of zij ieder idee van mijn kant kan pareren als een door mijn eigen gerichtheid bepaald idee. U als lezer kan inmiddels gemakkelijk zeggen: “Hij zal wel dit willen en hij zal wel dat willen. En dus zal hij wel zus schrijven en zo tenderen.” En dan is zelfs de vraag wat Jezus zou doen verdacht als een poging om in het antwoord daarop mijn eigen wil en mening te positioneren als de juiste. Kortom: Ik ben zelfs in deze inleidende woorden al geheel verdacht.
Maar draait het eigenlijk wel om mij? WWJD? Het lastige punt wordt nu, dat wij, de lezer en ik, nu de neiging hebben om ons te vermeien in allemaal schriftstudie van woorden en daden van Jezus. Maar dat brengt ons niet verder als wij niet onze bril af zetten of op zijn minst in onze studie verdisconteren. Anders gezegd: Als ik de ander niet de volle ruimte geef bij het beantwoorden van die vraag ontstaat er nooit een leefbare samenleving tussen hem en mij. …. Kunt u dat zien? …. Wat zou Jezus dus doen? De vrouw bij de put de ruimte geven. Tegen Zacheüs zeggen, dat Hij vandaag bij hem MOET (!) eten. Pilatus de ruimte geven door te zwijgen. Een moordenaar ten hemel verklaren. Hier word ik helemaal stil van en kijk mijn homobroeder en -zuster aan. Maar tegelijkertijd zit ik op de smalle grens tussen liefde en haat.
NEEM NU EERST EEN MOMENT STILTE VOOR GEBED.
ik wacht wel even ….
……
Heb je nu gebeden? Okee, dan ga ik verder.
Er gebeurt bij mij van binnen nu iets heel vreemds. Het voelt als een wenteltrap naar beneden en naar boven tegelijk. Ik kom er achter, dat ik meer moeite heb met het brood te delen met iemand, die niet met een homostel aan tafel wil, dan het brood te delen met het homostel. Maar dieper dan dat: Ik merk, dat bovenstaande voor mij helemaal niet het criterium voor het wel of niet delen van het brood is. Mijn eigen wil en wens met wie ik wel of niet wil delen lijken te vervagen. Zou ik niet enorm gezondigd hebben met het denken in die tegenstelling? Woorden als “Komt allen tot mij, die vermoeid en belast zijn” en “ik moet vandaag in jouw huis zijn” en “ook ik veroordeel u niet” en “Hij werd met ontferming bewogen, want zij waren als schapen zonder herder” zijn opeens boven onze tegenstellingen uitgestegen. Mensen worden direct aangesproken en niet na een goedkeuring of na een rake typering van hun zonden. Ieder, die wordt aangesproken en geraakt, komt dichterbij. Alsof het een vrede is, “die alle verstand te boven gaat”. In een ontwapenende verlegenheid zie ik de homo-bezwaarde samen met de homo belijden last te hebben van de zonde en zich voor God verootmoedigen. En ze zeggen tegen elkaar: “Ik heb geen last van jouw zonde, maar van mijn eigen zonde. Maar als ik de schaal doorgeef zie ik jou van genade leven en weet ik opeens “hij is als ik” (Buber-vertaling van het liefdegebod).” De vrede, die mijn verstand te boven gaat, doet mij zeggen: Laat het oordeel maar aan God over, voor ons is er alleen genade. Laat dat genoeg zijn!
Natuurlijk weet – ik, dat we nu opnieuw de exegetische strijd aan kunnen gaan, maar daar komen alleen maar verliezers uit. Dat kan dus ook. Het is mogelijk, dat de bestudering van Gods Woord alleen maar veriezers oplevert. De grootste verliezer is dan wel de Heer van het Koninkrijk van genade. En wellicht is dat ook een kleur van het zwijgen van Jezus tegenver Pilatus …..
Genoeg voor één bijdrage. WWJD? Markus 6 : 31.