CGK en de tijd 2 : kerkgenootschap
Dit bericht is 3318 keer gelezen!
Zoals gezegd denken sommige mensen dat de CGK de huidige Generale Synode niet zullen overleven en denken anderen dat de CGK opnieuw een derde weg van eenheid zullen vinden. Dat is immers wel vaker gebeurd in dit kleine kerkengenootschap. Opkomende vraag is dan: Wat is het belang van het kerkgenootschap? Wat gaan we missen als het er niet meer is? Of waar kan men van genieten als het er wel is? Ik stel de vragen bewust positief, omdat ik er van uitga dat als mensen in de naam van Christus dingen volhouden er positieve redenen voor zullen zijn.
Om heel laag bij de grond te beginnen is een kerkgenootschap in het leven geroepen om dingen te regelen, die een lokale kerk niet in zijn eentje kan regelen. Het is dus een soort ondersteunende organisatie. Met name dingen als opleiding van betaalde kerkelijk werkers, sociale voorzieningen voor die werkers en projecten, die het budget van een lokale kerk te boven gaan (zending bijvoorbeeld) kunnen door de organisatie worden geregeld. Zo’n organisatie is nuttig, maar tegelijk is die organisatie ook inwisselbaar voor een andere organisatie. Zo gezegd is het belang niet zo groot dat je daar hard voor zou moeten strijden en diep zou moeten treuren als hij er niet meer was.
Wat hoger gedacht is bovenstaande niet de reden geweest voor het ontstaan van kerkgenootschappen. Er lag in de oorsprong een verlangen naar waarheid, zuiverheid, gewetenrust, dienst aan God en aan de wereld aan ten grondslag. Mensen zochten de waarheid van God, herkenden de door hen beleden waarheid in het leven van anderen en sloten zich aan bij die anderen. Zo ontstaat een lokale kerk en in het verlengde daarvan een kerkgenootschap. Dat maakt ook meteen duidelijk waarom zo’n kerkgenootschap vaak te vuur en te zwaard wordt verdedigd en waarom een inbreuk op die eertijds ervaren eenheid in zin en inhoud wordt gezien als een dodelijk virus dat moet worden uitgeroeid. Het kerkgenootschap wordt gezien als het middel om de eertijds beleden waarheid te verdedigen en verder uit te bouwen. Het bestaan van bovenkerkelijke instituten als (bijvoorbeeld) een universiteit wordt ervaren als noodzakelijk voor de verdediging van het ervaren gelijk van vroeger. Dat is nu in de CGK aan de hand. Een aantal punten op de agenda van de GS wordt ervaren als strijdpunten om het behoud van de (eertijds beleden) waarheid. De wortels van het genootschap worden aangetast, zo meent men. Daar komt bij dat men die punten van de eertijds beleden waarheid ook ziet als dienst aan de wereld, de maatschappij, de mens, maar bovenal God. Zo gezien is het vuur waarmee deze punten worden behandeld en besloten verklaarbaar.
Het lastige in onze tijd is echter dat diverse kerkgenootschappen op elkaar zijn gaan lijken. De door de geschiedenis heen ontstane genootschappen zijn door de tijd, door theologische ontwikkelingen, door toegenomen communicatie en door maatschappelijke, culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen op elkaar gaan lijken. Ik hou het hier voor het gemak even bij GKv, CGK, NGK en PKN. Ieder van deze genootschappen kent verschillende stromen van geloofsbeleving, theologie-beoefening, organisatie-behoeftes en reacties op maatschappij en cultuur. Leg je de genootschappen in vergelijk naast elkaar dan wordt het steeds moeilijker om de verschillen te blijven zien. En dat wordt voor hen die de waarde van het eigen genootschap willen verdedigen een steeds moeilijker punt. Men wil graag verdedigen, maar de wil om te verdedigen maakt het zicht op wat wezenlijk is niet altijd helderder. Er ontstaat een verwarring van wezenlijke en onwezenlijke zaken als argumenten ter verdediging van het eigen bestaan. Het kerkgenootschap wordt langzaam in beton gegoten en je weet dat beton een tijd lang heel sterk is, maar wellicht geen tweehonderd jaar mee kan.
Het is een pijnlijk en tijd- en energievretend proces waar het genootschap doorheen gaat. Het lijkt op het sterven dat in de fase van ontkenning zit. Die fase is nodig, maar zeker niet de laatste fase. Een kerkgenootschap moet er zijn, omdat lokale kerken een aantal zaken niet in hun eentje kunnen. Maar je kunt je afvragen of je niet tegen de strijders zou willen zeggen: Laat het los en aanvaard elkaar. De kans dat de rups dan sterft en een vlinder tevoorschijn komt is niet ondenkbaar. Die verpopping meen ik te zien in de eenwording van GKv en NGK. In de CGK kijken teveel mensen met begerige blikken van inhoudelijke herkenning naar andere kerken. Ik bedoel dat ik vermoed dat teveel CGK-ers op dit moment wensen lid te zijn van de HHK, de NGK, de PKN of de GKv. Als die wens de drijfveer wordt van onze keuzes is een kerkgenootschap gereduceerd tot een organisatorisch verband, een verharde schil die vroeger de levende huid was. Daarmee is het zijn geloofswaarde kwijt en is het niet veel meer dan een wat taaie schil, die op scheuren staat. Vraag is welke inhoud er uit de schil komt. Bij aanvaarding van elkaar verwacht ik een vlinder.
Hier stop ik even anders wordt het te lang. (wordt vervolgd)
Geef een reactie